Een koffer uit Iran | Column wijkvrijwilliger Trudeke Sillevis Smitt

Column, 24 september 2018
Leestijd, 2 min.
Trudeke Sillevis Smitt vertelt in een serie columns over haar ervaringen als wijkvrijwilliger bij VluchtelingenWerk Amsterdam. Wat houdt het werk precies in? Wat zijn de leuke kanten? En wat leert ze zelf van haar bezoeken aan de Iraanse Giti?
placeholder

“Mijn schoonzus komt zo een koffer brengen,” zegt Giti. “Met spullen uit Iran.” Ik heb die schoonzus, Melika, al eerder ontmoet. Een vrouw van begin zestig, denk ik. Klein van stuk, heel vriendelijk. Rookt als een schoorsteen. Ik dacht toen dat dat vrij bijzonder was voor een Iraanse vrouw, maar nee hoor, verzekerden Melika en Giti mij, er zijn zoveel Iraanse vrouwen die roken. Weer wat geleerd.

Maar nu komt Melika dus een koffer brengen. Ze is naar Turkije geweest, en de zus van Giti die nog in Iran woont heeft de spullen daarheen gebracht.

Het lijkt me geweldig om een koffer met spullen uit je oude land te krijgen. Dat je hem opendoet, en dat je dan de geur van vroeger opsnuift. Ik zie kleurige stoffen voor me. Potjes met speciale kruiden, en iets van koper of kristal, zorgvuldig verpakt in vloeipapier.

Als we met zijn vieren aan tafel wat eten – Giti, haar man, Melika en ik, staat de koffer in een hoek van de kamer. Het is een grote zwarte Samsonite. Helaas lijkt Giti niet van plan hem in mijn bijzijn te openen.
“Weet je wat er in de koffer zit?” vraag ik voorzichtig.
“Ja,” antwoordt Giti, “ik heb om die spullen gevraagd.” Ze schept me nog eens op.
Ah zo. Ik ben heus niet nieuwsgierig, maar het kan geen kwaad om er nog één vraagje aan te wijden.
“Zijn het spullen uit je oude huis?”
“Nee, die heeft mijn man weggegeven toen hij het huis leegmaakte. Ik heb niets meer van vroeger. Er zit rijst in, en rode besjes.”
Ja, er gaat niets boven Iraanse rijst, dat had ik al begrepen. En die rode besjes zijn vast jujubes – liggen hier ook niet bij de Appie.

Maar nog even over die koffer. “Wat is het belangrijkste wat er in zit?”
“Een deken,” antwoordt Giti zonder aarzelen. Ik zie kasjmier wol voor me, in warme kleuren. Misschien als plaid op de grijze bank...
“Tegen de kou,” zegt Giti’s man. “Ja, voor op de matras,” zegt Giti. “Een elektrische deken.”

Een eléktrische deken? Oké, Trudeke: reality check. Was dat nou je romantische ziel die sprak, of dacht je domweg in clichés? En: wanneer wordt leuk belangstellend een tikkie te nieuwsgierig?

Ook vrijwilliger worden?