Grondwet is juist nu relevant
Recente voorstellen van PVV en VVD maken duidelijk dat veel fundamentele rechten onder druk staan. De Grondwet en mensenrechten verdienen daarom extra aandacht.
Na de Tweede Wereldoorlog heerste in de westerse wereld de gedachte: dit nooit weer. Dat leidde tot internationale consensus over de universele gelding van mensenrechten. Dat hield in dat men als principe aanvaardde dat als een land de fundamentele rechten van zijn ingezetenen niet beschermde of niet kon beschermen, andere landen de verplichting hadden die taak over te nemen. Er werd een algemeen charter aangenomen: de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (Verenigde Naties, 1948) en daarna een hele reeks verdragen. Ik noem er hier twee, die in ons land nu ter discussie zijn gesteld.
Voor Europa is het voornaamste verdrag het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM, opgesteld in 1950), met een rechtbank in Straatsburg die bindende uitspraken kan doen als burgers van lidstaten klagen dat hun fundamentele rechten door hun eigen overheid gekrenkt zijn. Verder bepaalde het Vluchtelingenverdrag van 1951 dat mensen die in hun eigen land gegronde vrees voor vervolging koesteren, in andere landen bescherming zouden kunnen krijgen.
Sleets
Mijn indruk is dat de inzichten en motivatie die tot die verdragen hebben geleid, nu sleets aan het raken zijn, ook in ons land. PVV en VVD lijken ze als sta-in-de-weg te beschouwen voor de realisatie van het beleid dat ze willen doorvoeren.
Centraal staan de kosten die de handhaving van elementaire rechten met zich meebrengt. Niet het probleem van vluchtelingen of van burgers staat meer centraal, maar het probleem van de financiering. Deze partijen gaan daarin erg ver.
Bij de PVV gaat het om het schrappen van artikel 1 van onze Grondwet, waarin gelijke behandeling van ingezetenen in gelijke gevallen gegarandeerd wordt.
Bij de VVD gaat het om het afschaffen van het universeel geldende recht om asiel aan te vragen, maar ook om het inperken van de rechten van de burger: door hoge financiële drempels wordt bijvoorbeeld de toegang tot de rechter en tot rechtshulp voor velen feitelijk onmogelijk gemaakt. En niet te vergeten: de genoemde partijen weigeren om wetten door een onafhankelijke rechterlijke instantie aan de Grondwet te laten toetsen (een Constitutioneel Hof of andere rechters, zoals in de ons omringende landen).
Formele obstakels
Het viel mij op dat politici en media hierop reageerden met: die voorstellen kunnen helemaal niet, want we zijn gebonden aan internationale verdragen. Ik had gehoopt dat men zou zeggen: dit kan niet, want we willen vasthouden aan de rechten en de waarden die in deze verdragen zijn vastgelegd. Men wees op de secundaire want formele obstakels, niet op de inhoudelijke.
Voor een deel zal het te maken hebben met een generatiewisseling. Het opheffen van fundamentele rechten door een bezettende macht, laat staan door eigen politici, is iets wat naoorlogse generaties zich niet als een reële dreiging kunnen voorstellen. Voor veel leden van die generaties is die oorlog een avontuur dat hun (over)grootouders in lang vervlogen tijden hebben meegemaakt.
Sloop
Dat de sloop van fundamentele rechten sluipenderwijs als acceptabel wordt voorgesteld, lijkt hun onwaarschijnlijk of het is iets wat hen niet persoonlijk raakt. De inhoud van de Grondwet is hun nauwelijks bekend of wordt vaag als vanzelfsprekend gezien. In het politieke debat wordt er zelden en meestal alleen in de marge aan gerefereerd. Daardoor lijkt de Grondwet geen thema dat expliciete aandacht nodig zou hebben.
Daarom pleit ik voor een restyling van de herdenking van '40-'45. De Grondwet en de fundamentele rechten kunnen bij die herdenking krachtig en inhoudelijk aan de orde gesteld worden. Zou het geen opgave van de herdenking kunnen zijn te laten zien hoe relevant ze zijn en tegelijk hoe kwetsbaar? En zouden daarbij niet de concrete bedreigingen aan de kaak gesteld moeten worden?
Waarschijnlijk zal als tegenargument naar voren komen dat de herdenking op die manier misschien gepolitiseerd zou kunnen raken. Maar als de nationale consensus op de Dam een schijnconsensus is, dan heeft die hele herdenking niet meer zoveel om het lijf.
Frits Florin