Poëzie | Column wijkvrijwilliger Trudeke Sillevis Smitt
Als de Iraanse dichteres Nafiss Nia vroeger haar huiswerk niet maakte, gaf haar vader haar een gedicht. Ze mocht zelf bedenken wat het betekende (maar de boodschap was natuurlijk dat ze beter haar best moest doen). Gedichten maakten deel uit van het dagelijks leven in Iran, de liefde voor poëzie was overal. Nafiss Nia vertelde het afgelopen zondagmiddag tijdens Expedition Poetry, een serie in het Amsterdamse cultuurhuis De Nieuwe Liefde over poëzie uit verre landen.
Als kind woonde Nia in Isfahan, waar volgens de Nederlandse dichter Van Eijck de tuinman door de Dood werd gehaald. Maar daarvan had ze toen vast nog geen idee. Hoe kan een Iraans jong meisje bevroeden dat ze in 1992 naar Nederland zal vluchten, dat dat haar nieuwe land zal zijn?
In 2015, rond de tijd dat ook 'mijn' Iraanse Giti naar Nederland kwam, legde Nafiss Nia in De Correspondent uit hoe je een net gearriveerde vluchteling het beste kunt helpen. Drie vragen kan je beter niet stellen, schreef ze. De eerste is: 'En, blij dat je hier bent?' Niemand is blij als hij net uit zijn eigen land verjaagd is door oorlog of vervolging. 'Hoe ben je hier gekomen?' is ook geen handige – kans dat de vluchteling op jouw verzoek een helse tocht moet herbeleven. De derde vraag waar je een nieuwkomer beter niet meteen mee kunt confronteren is: 'Wat deed je in je thuisland?' De verbazing op je gezicht als je hoort dat die afhankelijke sloeber tot voor kort arts was, of hoogleraar, is vernederend.
Verder moet je volgens Nia als 'weldoener' niet verwachten dat alle hulp die je aanbiedt dankbaar en onvoorwaardelijk wordt geaccepteerd. Bedenk maar of je zelf zin zou hebben om in het versleten ondergoed van iemand anders te lopen.
Geen oude meuk geven dus, en niet te veel vragen stellen. Maar wat dan wel? Wéés er gewoon, en luister, zegt Nia. Vluchtelingen hebben tijd nodig om de Nederlandse sociale codes te leren: dat je iemand aankijkt als je tegen hem spreekt, dat je een cadeautje meteen openmaakt als je het krijgt. 'Het belangrijkste wat je vluchtelingen kunt geven is (jouw) tijd om dat allemaal te leren.'
Wat een luxe dat Giti en ik precies dát kunnen doen: elkaar tijd geven. Er is nog steeds veel van mij wat Giti niet weet, en andersom. Het is geen recht-toe-recht-aan proces, je kunt het elkaar niet allemaal uitleggen. Het is een beetje als met gedichten. Je leest en herleest, en gaandeweg ontstaat betekenis. Zoals de beroemde Perzische dichter Rumi zei: 'Stilte is de taal van God, al het andere is gebrekkige vertaling'.