Ja, ik wil
Jamila is een Syrische vrouw, jaar of veertig. Ik kijk in haar twinkelende ogen. Ik vang de losse Nederlandse woorden die ze me toegooit op, begrijp de zin die ze wilde maken. Je kunt de klik tussen ons bijna horen, energie spat in het rond. Karin vertelt nog even dat ze over een maand contact zal opnemen, om te vragen hoe het met het taal coachen gaat en of we wel met elkaar kunnen opschieten want anders is er mogelijkheid om van coach/maatje te veranderen. Jamila en ik grijnzen naar elkaar.
Veel vluchtelingen willen graag taalcoaching, als aanvulling op de inburgeringslessen. In mijn woonplaats Wijchen zijn dit jaar 60 nieuwe vluchtelingen komen wonen. Zoveel taalcoaches zijn er niet, dus er is een forse wachtlijst voor taalcoaching in Wijchen.
Het enige wat je als taalcoach moet kunnen is: praten. Je wordt begeleid door VluchtelingenWerk, je krijgt training (oftewel tips), een digitaal handboek waaruit je kunt putten maar eigenlijk wijst het zich vanzelf. Je kunt bij de vluchteling thuis afspreken of in de bibliotheek. Je kunt samen wandelen, lezen, Pim Pam Pet spelen of wat dan ook. Met mijn vorige taalmaatjes was mijn ervaring dat deze zelf vaak kwamen met een vraag of een onderwerp waar ze over wilden praten. Je bepaalt zelf welke dag en tijd jou het beste uitkomt om af te spreken en dit mag gerust variëren. Kun je een of meer weken niet beschikbaar zijn, dan is dit geen probleem.
Jamila is wekelijks naar het kantoor van VluchtelingenWerk gelopen om te vragen of er al een taalcoach voor haar was. Ook al werd haar gezegd dat er nog een wachtlijst van máánden was en dat ze gebeld zou worden zodra ze aan de beurt was, tóch bleef ze wekelijks komen. Ze legt mij uit waarom.
‘Ik wil’, zegt ze. Het is me duidelijk, ze is zeer gemotiveerd om Nederlands te leren.
Ik wil ook.