Minder vluchtelingen met bijstandsuitkering, meer inzet van gemeenten
Te weinig aandacht voor vrouwen en minder kansrijke vluchtelingen
VluchtelingenWerk roept gemeenten op meer aandacht te besteden aan vluchtelingen met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt. De inzet van gemeenten beperkt zich nog te veel tot vluchtelingen die relatief makkelijk aan werk te helpen zijn. Laaggeletterden, vluchtelingen met gezondheidsproblemen en vluchtelingen die een opleiding kunnen volgen krijgen daardoor niet genoeg ondersteuning. Volgens het rapport van KIS blijkt dat een derde van de gemeenten zich in de praktijk maar op één van de twee partners uit een gezin richt. Hierdoor krijgen in de praktijk vooral vrouwen minder ondersteuning bij de toeleiding naar arbeidsmarkt.
Ongelijke kansen tegengaan
De kans op werk of een opleiding mag niet afhangen van de gemeente waar vluchtelingen wonen. Zij kunnen hun woonplaats niet zelf kiezen, maar met name de kans op het volgen van een opleiding verschilt volgens het onderzoek sterk tussen de verschillende gemeenten. Het KIS concludeert dat met name kleinere gemeenten er niet in slagen een dekkend aanbod van voorzieningen voor de uiteenlopende behoeften van statushouders te realiseren. VluchtelingenWerk raadt gemeenten aan hun krachten te bundelen in regionale samenwerkingsverbanden om de juiste ondersteuning wel te bieden en zo ook kansongelijkheid voor vluchtelingen tegen te gaan.
Niet wachten op nieuw inburgeringsbeleid
VluchtelingenWerk roept gemeenten op nu al aan de slag te gaan met het nieuwe inburgeringsbeleid dat in 2021 zal ingaan. Gemeenten kunnen belangrijke verbeteringen voor de huidige inburgeraars nu al in de praktijk brengen. Zoals het beter afstemmen van de inburgeringscursus op (vrijwilligers)werk of het volgen van een opleiding. Minister Koolmees heeft hier extra geld voor beschikbaar gesteld. Toch is de helft van de gemeenten nog niet begonnen met deze veranderingen, blijkt uit het KIS-rapport.
- Lees hier de Monitor gemeentelijk beleid arbeidstoeleiding vluchtelingen 2019 van het KIS