Een geborduurd verleden | Column Hazem Darwiesh
Een herfstmiddag in oktober, in Aleppo. Mijn oma zit midden in de tuin onder de grote citroenboom te borduren. Het zonlicht raakt de boomtoppen en de grond is bezaaid met gele bladeren. Ik maak koffie en kom bij haar zitten. Ik kijk naar haar en het borduurwerk dat in haar handen ligt: een afdruk van een moeder die een jongetje knuffelt. Ze is er al jaren mee bezig. Ze wordt gauw moe, vroeger was ze sneller. Alle vrouwen in onze familie hebben van haar leren borduren en in de avonden zaten ze altijd samen aan hun handwerk. Nu doet niemand het meer.
Ik vraag mijn oma iets over haar borduurwerk en of ze mij het zou kunnen leren. Ze reageert verbaasd: 'Jij bent een man. Heb je echt interesse in borduren?' 'Nee,' zeg ik snel uit angst en schaamte. 'Ik vraag het alleen uit nieuwsgierigheid.' Mijn antwoord is niet oprecht, maar sinds mijn pubertijd ben ik gewend om mijn identiteit te verbergen. Die blijkt toevallig meer te zijn dan alleen maar 'een man'. Ik ben wel een man, maar ben ook geïnteresseerd in borduren. En dat mag in Syrië gewoon niet.
Toch ging ik op zoek naar borduurwinkels en naar iemand die mij kon leren borduren. Dat lukte me via mijn jongste tante die als een vriendin voor mij was. Sindsdien voel ik me vrij als ik borduur en helemaal afgesloten van de wereld. Terwijl ik mijn garen door de stof rijg, kan mijn verborgen binnenste zich spiegelen. En dat geeft mij enorm rust.
Terwijl ik mijn garen door de stof rijg, kan mijn verborgen binnenste zich spiegelen
Toen mijn moeder voor de eerste keer mijn borduurwerk zag, zei ze: 'Het is mooi Hazem, maar je vader en de andere mannen in de familie moeten het niet zien. Dat kan voor problemen zorgen.' Daarom zat ik in mijn eigen kamertje urenlang te borduren met de deur op slot.
Een paar jaar geleden kocht ik, samen met mijn moeder, vier borduurpakketten met het thema van de bazaar in de oude stad Aleppo: rode bloemen met groene bladeren. Buiten roken we de geur van regen en laurier. Ik heb er niet veel aan gewerkt, want na enkele maanden moest ik vluchten. Later vluchtte mijn moeder ook. Mijn borduurwerken waren een van de weinige dingen die ze met zich meenam. Vanuit Turkije stuurde mijn moeder ze naar Nederland. 'Hazem, deze móét je afmaken,' drukte ze me op het hart.
Tijdens de lockdowns nam ik eindelijk de tijd het postpakket te openen. De geur van laurier zat er nog in, nu een bitterzoete herinnering. En net als vroeger zit ik weer urenlang te borduren. Maar dit keer in vreugde en liefde samen met mijn geliefde man, die ook uit Syrië komt. Zonder te worden veroordeeld en zonder angst.